Zo vind je de persoonsvorm

geschreven door

terug

lezen

uitgelicht

3 minuten leestijd

De persoonsvorm in een zin is de werkwoordsvorm die hoort bij het onderwerp1 van de zin. Het is het woord dat vooraan komt te staan als je de zin in de vragende vorm verandert. Oók kun je de persoonsvorm vinden door de zin in een andere tijd te zetten of door de zin te veranderen in het enkelvoud of meervoud.

Vragende vorm

Dit is de meest eenvoudige manier om de persoonsvorm in een zin te vinden. Je maakt de zin vragend en het woord dat in de vragende zin vooraan komt te staan is de persoonsvorm. Niet meer, niet minder.

Een voorbeeld: Het meisje speelt met blokken. De vragende vorm wordt dan: Speelt het meisje met blokken? Spelen is de persoonsvorm.

Andere tijd

Een alternatieve manier voor het vinden van de persoonsvorm is door de zin in een andere tijd te plaatsen. Dit doe je bijvoorbeeld ook wanneer je zin start met een vraagwoord. Denk hierbij aan woorden als waarom, waar, wanneer enzovoort.

We nemen weer de voorbeeldzin Het meisje speelt met blokken. Door de zin in de verleden tijd te plaatsen krijg je Het meisje speelde met blokken. Spelen is, niet verrassend, de persoonsvorm.

Enkelvoud / meervoud

Een derde manier om de persoonsvorm te vinden is door de zin te veranderen van enkelvoud naar meervoud of andersom. Belangrijk om te weten is dat de persoonsvorm en het onderwerp nauw aan elkaar verbonden zijn. Als het onderwerp enkelvoud is, dan is de persoonsvorm ook in het enkelvoud.

We nemen nog een keer de voorbeeldzin Het meisje speelt met blokken. Door de zin in het meervoud te plaatsen krijg je De meisjes speelden met blokken. Spelen is uiteraard ook hier weer de persoonsvorm.

Het nut van de persoonsvorm

Het was tijdens een van de eerste lessen grammatica op de basisschool dat we als klas op zoek gingen naar de persoonsvorm in een zin. In het kader van zinnen ontleden is de persoonsvorm het meest eenvoudig om te vinden.

Toch blijft de vraag overeind of de persoonsvorm enig nut heeft voor het schrijven van teksten? Een kort antwoord is: niet echt. Denk je hier iets langer over na dat kom je tot het antwoord: ja, op een bepaalde manier wel.

Hier hoort wat uitleg bij.

Als je de persoonsvorm hebt gevonden kun je ook de andere werkwoordsvormen van een zin, zoals het onderwerp en het gezegde, eenvoudig vinden. We lazen al dat persoonsvorm en onderwerp nauw aan elkaar verbonden zijn. Hierdoor weet je welke persoon en tijd (enkelvoud/meervoud) je moet toepassen op beide woorden. Handig!

Door te begrijpen hoe de relatie tussen persoonsvorm en onderwerp werkt kun je slim gebruik maken van de verbeeldingskracht van de lezer door je zinnen net wat anders op te bouwen.

Verbeeldingskracht

Een mooi voorbeeld is de volgende zin: Johan is op straat gevallen.

De persoonsvorm in deze zin is dan is. Het onderwerp is Johan. Met die twee woorden samen is nog niet direct duidelijk wat er aan de hand is. Dit komt omdat het voltooide deelwoord gevallen pas aan het einde van de zin wordt beschreven.
Wil je slim gebruik maken van een beeldende persoonsvorm dan kun je de zin veranderen in iets als Johan valt op straat of een andere variant Johan’s hoofd bloed door zijn val op straat.

Door vallen als persoonsvorm te kiezen in de eerste variant of door het woord bloeden als persoonsvorm in de tweede zin spreek je de verbeelding van de lezer veel directer aan.
Zo zit je lezer meteen in de scène.

  1. Het onderwerp in een zin geeft aan wie of wat iets doet ↩︎

Je las zojuist

Zo vind je de persoonsvorm

Vind je dit bericht leuk? Deel het dan op je favoriete media kanalen. Zo kunnen anderen er óók plezier van hebben.

ga verder met


terug naar lezen