Hoe vind ik het gezegde in een zin?

geschreven door

terug

lezen

uitgelicht

4 minuten leestijd

Het gezegde is de kern van elke zin en geeft weer wat het onderwerp1 doet of is. Op zijn minst bestaat het uit één werkwoord. Dat is de persoonsvorm2. Soms wordt het aangevuld met een (voor)naamwoord of met alle andere werkwoorden3 in de (hoofd)zin.

Persoonsvorm

In korte (hoofd)zinnen is het gezegde de persoonsvorm. De persoonsvorm wordt gevonden door de zin vragend te stellen. Kijk eens naar het onderstaande voorbeeld.

Joanna kijkt om.

Kijkt is de persoonsvorm, maar óók het gezegde. Het zegt wat het onderwerp, Joanna, doet. Ze kijkt. De zin is in de tegenwoordige tijd. Het gebeurt terwijl je leest.

Werkwoorden

Als er meer werkwoorden in de (hoofd)zin staan, horen die samen met de persoonsvorm bij het gezegde. We kunnen de zin over Joanna een beetje specifieker maken door die in de verleden tijd te plaatsen.

Joanna heeft omgekeken.

Door het voltooid deelwoord4 is het gezegde heeft omgekeken. Het gezegde zegt wat het onderwerp, Joanna, doet. Ze keek om. Het is al gebeurd terwijl je leest.

Wat hier gebeurd is goed te verklaren. In het eerste voorbeeld kijkt Joanna om. Kijken zegt daarmee alles wat er op dat moment gebeurt. Kijk je naar de tweede zin dan heeft Joanna omgekeken. Het is al gebeurd als jij het als lezer leest.
Heeft omgekeken zegt daarmee precies wat er gebeurd. Daar hoeft niets meer bij, maar er kan ook zeker niets vanaf.

Het gezegde vinden kan soms best een puzzeltje zijn. Laat je niet ontmoedigen. Ook voor zinsontleding geldt dat oefening kunst baart.

Om je ook nog te trakteren op een tweede voorbeeld.

Luca is op school geweest.

De persoonsvorm is hier is en het onderwerp is Luca. Het gezegde, wat vertelt wat het onderwerp Luca doet, is dus is geweest. Onthoud dat het in het gezegde altijd gaat om wat het onderwerp doet of is.

Het werkwoordelijk- of
naamwoordelijk gezegde

We kennen twee soorten gezegden. Als een gezegde alleen uit werkwoorden bestaat dan vormen alle werkwoorden samen het werkwoordelijk gezegde. Dit snijdt hout.
Er zijn óók situaties waarin de persoonsvorm plus alle werkwoorden nog niet het volledige gezegde vormen. In zo’n geval spreken we van een naamwoordelijk gezegde.

Kijk eens naar de volgende zin.

Luca is de hele dag druk geweest op school.

Het werkwoordelijk gezegde is hier is geweest. Het onderwerp drukt uit dat Luca iets is geweest. Hij was, zo blijkt uit de zin, druk. Daarom hoort druk bij het gezegde. Druk is een zelfstandig naamwoord.

Het woord druk noemen we het naamwoordelijk deel van het gezegde. Je spreekt van een naamwoordelijk gezegde als de zin uitdrukt dat het onderwerp iets is, niet als het iets doet. Hier zit een belangrijk verschil. Goed opletten dus tijdens het speuren naar het gezegde!

Koppelwerkwoorden

Het hoofdwerkwoord in een naamwoordelijk gezegde noemen we een koppelwerkwoord. Dit woord koppelt een bepaalde eigenschap aan het onderwerp. We kennen negen koppelwerkwoorden, namelijk zijn, worden, blijven, heten, blijken, lijken, schijnen, dunken en voorkomen.

Zie je één van de koppelwerkwoorden in een zin? Dan is het altijd een naamwoordelijk gezegde.

Tip: Bij het woord schijnen moet je opletten. Met schijnen wordt bedoeld lijken te zijn, schijnbaar. Niet schijnen van een lichtbron, zon of maan.

Stappenplan

Om het vinden van het gezegde wat eenvoudiger te maken knippen we het zoekproces op in een drietal stappen.

  1. Ontleed de zin
    a. zoek de persoonsvorm
    b. ontdek het onderwerp
    c. vind de overige werkwoorden
  2. Zie je een koppelwerkwoord in de zin?
    ja: ga door naar stap 3
    nee: er is sprake van een werkwoordelijk gezegde
  3. Er is sprake van een naamwoordelijk gezegde. Vind het naamwoordelijk deel wat iets zegt over wat het onderwerp is.

Nog één keer: er is alleen sprake van een naamwoordelijk gezegde als de zin uitdrukt dat het onderwerp iets is. Niet als het iets doet.

  1. Het onderwerp in een zin geeft aan wie of wat iets doet ↩︎
  2. De persoonsvorm is de werkwoordsvorm die hoort bij het onderwerp van de zin ↩︎
  3. Een werkwoord is het woord dat aangeeft welke handeling, toestand of proces in de zin centraal staat ↩︎
  4. Het voltooid deelwoord vertelt dat er iets is gebeurd ↩︎

Je las zojuist

Hoe vind ik het gezegde in een zin?

Vind je dit bericht leuk? Deel het dan op je favoriete media kanalen. Zo kunnen anderen er óók plezier van hebben.

ga verder met


terug naar lezen