Het onderwerp in een zin is degene (de persoon) wie of datgene (het voorwerp) wat in een zin iets doet. Een voorbeeld: Merel laat haar telefoon vallen. In deze zin is de persoon, in dit geval Merel, het onderwerp.
Op zoek naar het onderwerp
Het onderwerp is dus meestal de wie of de wat in een zin. Soms is het onderwerp het aanwijzend voornaamwoord1 in een mededelende hoofdzin. Kijk maar eens naar de volgende zin: Dat komt wel goed. Dit is een mededelende hoofdzin. In dit geval is dat het aanwijzend voornaamwoord en tevens het onderwerp van deze zin.
Je kunt het onderwerp in een zin eenvoudig vinden door de persoonsvorm2 te ontdekken. Heb je die eenmaal gevonden dan kun je door gebruik te maken van de zoekargumenten wie of wat het onderwerp óók ontdekken.
De persoonsvorm vind je door de zin in vragende vorm te stellen. In het voorbeeld van Merel laat haar telefoon vallen kun je de zin als volgt vragend stellen: Laat Merel haar telefoon vallen? In dit geval is laat de persoonsvorm. Het woord dat vooraan in de vragende vorm van de zin komt te staan is de persoonsvorm.
Nu hoef je alleen nog de zoekargumenten wie of wat voor de persoonsvorm te plaatsen in een vragende zin. Je krijgt dan: wie of wat laat? Het antwoord is Merel. Merel laat.
Hiermee heb je bepaald dat Merel het onderwerp is in deze zin.
Nog wat voorbeelden
Hieronder vind je nog wat voorbeeldzinnen waarin het onderwerp gevonden wordt met behulp van de persoonsvorm en de zoekargumenten.
Voorbeeld 1
Ik ben toe aan ontbijt.
Stap 1: maak de zin vragend. Ben ik toe aan ontbijt?
De persoonsvorm is ben.
Stap 2: gebruik de zoekargumenten. Wie of wat is?
Het onderwerp is Ik.
Voorbeeld 2
De kinderen op school hebben luizencontrole.
Stap 1: maak de zin vragend: Hebben de kinderen op school luizencontrole?
De persoonsvorm is hebben.
Stap 2: gebruik de zoekargumenten. Wie of wat hebben?
Het onderwerp is de kinderen op school.
In dit voorbeeld is het onderwerp niet de kinderen. Maar specifieker de kinderen op school.
Voorbeeld 3
Gisteravond kondigde de minister-president van Nederland de nieuwe coronamaatregelen aan.
Stap 1: maak de zin vragend. Kondigde gisteravond de minister-president van Nederland de nieuwe coronamaatregelen aan?
De persoonsvorm is kondigde.
Stap 2: gebruik de zoekargumenten. Wie of wat kondigde aan?
Het onderwerp is de minister-president van Nederland.
Voorbeeld 4
Er woont tegenwoordig een schrijver boven mijn ouders.
Stap 1: maak de zin vragend: Woont er tegenwoordig een schrijver boven mijn ouders?
De persoonsvorm is woont.
Stap 2: gebruik de zoekargumenten. Wie of wat woont?
Het onderwerp is een schrijver.
Je merkt dat je van nature, zodra je wat taalgevoel hebt opgebouwd, snel tot het onderwerp komt en deze stappen vaak niet meer bewust hoeft te zetten.
Omdat je dit artikel hebt gelezen: